In deze korte beschrijving volgen we, aan de hand van hun vele publicaties, de beoordeling van deze schilderingen door twee eminente onderzoeksters ,de dames Anna Bergmans (ereprof.UGent ) en Marjan Buyle,( dep.hoofd Erfgoed Vlaanderen).
Is het door de verwarrende benaming “ donkere middeleeuwen” dat we ons van deze periode een verkeerd beeld vormen?
De middeleeuwen waren namelijk niet de tijd van stenen muren, grauwe interieurs en zichtbaar bouwmateriaal. Muren en gewelven van interieurs waren afgewerkt met kalk-, pleister – en verflagen in schitterende en heldere kleuren.
Ludovic Vitet, inspecteur- generaal van de Franse Monuments Historiques schreef al in 1831(!) in één van zijn eerste rapporten :
Men verstaat de kunst van de middeleeuwen niet en men vormt zich een totaal verkeerde en valse voorstelling van de grote architecturale scheppingen , als men ze in gedachten niet van boven tot onder in kleuren verbeeldt.
Muurschilderingen zijn van alle tijden.Zelfs de prehistorische mens versierde zijn grotten met kleurige schilderingen waarin hij zijn leefwereld gestalte gaf.
In alle culturen en in alle periodes zijn geschilderde motieven op de muren terug te vinden.
In de middeleeuwen was dat niet anders. De in verhouding lage kostprijs en de eenvoudige verwerkingstechniek hebben ervoor gezorgd dat de muurschilderingen net zo goed in de bedehuizen als in de woonruimtes teruggevonden worden.
Misschien is het juist omdat deze kunstvorm voor iedereen toegankelijk was, dat hun beeldende taal in de loop der eeuwen altijd voor heftige meningsverschillen gezorgd heeft waarbij voor – en tegenstanders lijnrecht tegenover elkaar stonden. Een duidelijk voorbeeld: de beeldenstorm 16de eeuw En toch schreef paus Gregorius de Grote reeds in 599, in een brief aan Serenus in Marseille die de voorstellingen in zijn kerken deed vernielen, dat men de onderwijzende betekenis van beelden onder ogen moest houden “ voor mensen die geen letters kunnen lezen”. In een brief van een jaar later verduidelijkt hij “ “hetgeen het geschrevene verschaft aan mensen die lezen, bezorgt de schildering aan de ongeletterden die kijken, vermits onwetenden hierop kunnen zien wat ze moeten navolgen”. |
Zijn naamgenoot Gregorius II knoopt aan bij deze bewijsvoering en schrijft : “ De mannen en vrouwen kunnen, terwijl ze met de vinger de aanduiden, iets leren aan de kinderen en zelfs aan de jonge mensen en aan lieden die uit andere landen komen, om aldus hun geest en hun hart tot God te richten”
Van deze kleurige kunstvorm is veel verloren gegaan. Talloze redenen zijn daarvoor aanwijsbaar. Om te beginnen in de muurschildering door haar aard en eigenheid sterk met de architectuur verbonden. Dientengevolge deelt ze ook in elk tekort van het gebouw, verbouwingen, vochtinsijpelingen , afbraak en opzettelijke verwijdering van oud pleisterwerk .Omdat ze niet in veiligheid kunnen gebracht worden , zijn ze als eerste slachtoffer van brand, vandalisme, natuurrampen, bouwschade.
Ook de beeldenstormen van de 16de eeuw hebben het muurschilderingenbestand fel aangetast. Wat dan nog op muren aanwezig was ,moest verdwijnen na de verordeningen van het Concilie van Trente.
Het systematisch witkalken van muurschilderingen is een uitloper van dat Concilie( 1545-1563) , dat als reactie op de aanvallen van de Reformatie, de katholieke leer wou uitzuiveren, de godsdienstpraktijk streng reglementeren en waken over de juiste voorstelling van leer en dogma’s. Tijdens de 24ste zitting van dit 18 jaar durend conclaaf werd voorgeschreven dat de bisschop jaarlijks zijn kerken moest bezoeken en verslag uitbrengen : waken over de goede zeden, de slechte zeden verbeteren en het volk door aansporingen en vermaningen tot rechtschapenheid en vrede aanzetten. |
De muurschilderingen werden in enkele verslagen beschreven als “lelijk”, “oud” , “onwelvoeglijk” en zelfs ”die eerder de lachlust dan de devotie opwekken” .