MUURSCHILDERINGEN SINT STEFANUS KERK OPPEM
De muurschilderingen van de St.-Stephanus kerk,die in 2012-2013 in restauratie was onder leiding van architecten Dirk Geeroms en Etienne Wijns , kwamen aan het licht tijdens een uitgebreid vooronderzoek van het interieur in 2014. Het was architect-restaurateur Dirk Geeroms uit Gent die de ontdekking heeft gedaan bij het wegnemen van de lambriseringen. Het betrof een 30m2 fragmenten van laatmiddeleeuwse schilderingen met volksheiligen ,omschreven als uniek in Vlaanderen. Hij heeft het restauratiebestek opgesteld dat werd uitgevoerd door restaurateur Jan Verbeke.
In het noordelijk deel van de kerk zijn de heilige Christoffel, Hubertus en Adrianus te zien, verder in het koor Egidius met hinde, Catharina met de draak, de marteling van Sebastiaan. Aan de overkant ,zuid, een weinig voorkomende afbeelding van sint Victor met molen. De overzichten van onderliggende noord- en zuidgevel zijn het werk van architect Geeroms.
NOORDGEVEL
ZUIDGEVEL
Sint-Christoffel (1), boven op het doksaal, niet verdoken maar in volle zicht in een kerk eertijds zonder doksaal en een ingang op het zuiden. Als een reus, drager van Christus; de beschermer van de reiziger. Aanroepen voor droogte, hagel,... onvoorziene, plotselinge dood (zonder Heilige Olie) en in het bijzonder tegen de pest, de zwarte dood, die over Europa woedde van 1350 tot 1670 en een derde van de bevolking doodde.
Rechts van de “romaanse doopvont”, op de noordmuur, bevindt zich het zwaar beschadigd tafereel Sint-Adrianus (2), martelaar door het afhakken van zijn handen en voeten en patroon van smeden, slagers, gevangenisbewaarders, soldaten,… bierbrouwers,… Aanroepen voor de pest, onvruchtbaarheid, plotselinge dood,…
Naast hem het best bewaarde tafereel Sint-Hubertus (3), patroon van de jagers, geknield voor het hert dat een kruisbeeld tussen zijn gewei draagt en niet alleen vergezeld van zijn paard en van jachthonden, maar ook van twee gehalsbande windhonden, die zeer raak en levendig geschilderd zijn.
Rechts van de preekstoel, verrassend, bloemenguirlandes en leliepatronen (4) (sjablonen). De guirlandes zijn waarschijnlijk de giftige plant rode muur, rode guichelheil (Anagalis arvensis - Heil der zotten) gebruikt bij genezing van polio, herpes, zweren, zenuwaandoeningen en krankzinnigheid.
Tussen de guirlandes zijn leliepatronen in een grijze tint aangebracht. Ze staan in de middeleeuwen symbool voor de Heilige Maagd en verwijzen naar zuiverheid, geestelijke liefde, vruchtbaarheid,…
In het koor, noordmuur, vijf prachtig geklede heiligen (5) in rode, blauwe, okergetinte mantels op een rij en voorzien van attributen. De voorste is onthoofd, door het vergroten van een raam tijdens de ”barokisering”, de laatste door het aanbrengen van een deur in de betimmering die nergens toe leidt, maar die de symmetrie met de ingang van de tegenoverliggende sacristie moest onderhouden.
Er is ook een boogschutter te zien en een fragment van een drakenfiguur.
De voorgestelde heiligenfiguren zouden kunnen zijn :
- Heilige Sebastiaan, patroon van de boogschutters, aanroepen voor goed weer en tegen de pest.
- Heilige Egidius bisschop, patroon van de smeden, van het bos, van het vee en in het bijzonder van de paarden; aanroepen als een grote hulp voor geesteszieken, mensen met een handicap en bij onvruchtbaarheid.
- Heilige Catharina van Alexandrië, staat op een maansikkel (kuisheid) en verplettert een draak onder haar voeten (duivel-het kwaad); aanroepen voor de pest. Kan evengoed doorgaan als de Moeder Maagd, met dezelfde eigenschappen.
- Heilige Stefanus, doorschoten met pijlen, patroon van de Goede Dood, eerlijk verdelen van giften voor weduwen. Aanroepen voor welzijn van paarden, wijnboeren, ook tegen hoofdpijn en bezetenheid,…
- Heilige Michaël, aartsengel in wapenuitrusting met de duivel onder zijn voeten, begeleider en beschermer van de zielen.
Boven de ingangsdeur van de sacristie aan de zuidmuur bevindt zich de Heilige Victor (6), martelaar, verbrijzeld tussen molenstenen, uiteraard patroon van de molenaars, aanroepen tegen blikseminslag waar molens gevoelig voor waren.
Boven de preekstoel (noord) en de biechtstoel (zuid) staan groepen heiligen (7 en 8) afgebeeld die nog niet volledig zijn vrijgelegd en gelukkig ontsnapt zijn aan de barokmode van de 17de eeuw.
Er wordt verondersteld dat op de andere zuilen beeltenissen van apostelen waren geschilderd omdat volgens de aantekeningen van pastoor Van Daelen in 1862 of zelfs in 1852 bij een door pastoor Bosselaers aan architect Appelmans gevraagd plan voor restauratie van de kerk, de kalk zou afgekrabd zijn van de muurschilderingen en van de pilaren waar twaalf apostelen op geschilderd waren.
De beeltenissen van de apostelen, uitgezonderd de reeds herstelde beeltenis van St.-Pieter, zijn bij het afkrabben en herstellen van de kalkbezetting verloren gegaan, omdat geoordeeld werd dat de herstelkosten te hoog waren en de muurschilderingen in slechte staat en weinig waardevol waren.
In 1885 werd evenwel door De Kommissie van Monumenten beslist dat de “fresken” het waard waren hersteld te worden. In oktober 1897 had Jef Middeleer al de “fresken” hersteld, behalve St.-Martinus en St.-Hubertus welke totaal van zijn hand zijn, in een stijl die niet geheel van dezelfde tijd is als de overige.
De muurschilderingen in deze bakstenen kerk zijn aangebracht op een originele dunne fijn geborstelde vliesbepleistering. De schilderingen zijn uitgevoerd in een precieuse kalkseccotechniek, de zogenaamde fresco-secco. Het kleurenpallet is een waaier van gele en rode okers, groen, zwart enz.
In zoverre sommige van de ondergaande behandelingen al niet werden uitgevoerd zijn volgende restauratiewerkzaamheden uit te voeren voor de conservatie/restauratie van de muurschilderingen en hun drager :
1) Voorafgaandelijke fixaties van loslatende bepleistering b.m.v. injectie met een kalkcoulis van natuurlijke hydraulische kalk en grof gemalen krijt of met een lijmstof op basis van fijngemalen krijt en ingedikt kalkcaseïnaat. Alvorens te injecteren zal steeds worden voorbevochtigd middels gedemineraliseerd water en ethylalcohol (50/50).
2) Vrijleggen fragmenten (verwijderen van overschilderingen en overdekkende kalk(witsel)lagen/oppervlakte reiniging van de schilderingen) met scalpel of eventueel middels kleine (scherpe)slaghamertjes bij het jongste kalklagenpakket.
Doel: de schilderingen en hun drager inspecteren voor de volgende behandelingen:
- Zicht te hebben tot waar de fragmenten van de schilderingen zich uitstrekken (in kaart brengen).
- Verzekeren van de optimale hechting van de facing (japans papier)
3) Definitieve consolidatie/fixatie van de drager (geloste pleisterlaag = drager van de schildering) door middel van injectie van de holtes middels een kalkcoulis van natuurlijk hydraulische kalk en (Champagne)krijt als vulmiddel. Zie onder 1).
4) Consolidatie/fixatie van de picturale laag (facultatief).
Bij problemen met adhesie worden losse schilfers individueel verlijmd in wisselende verhoudingen naargelang de noodwendigheid met een mengsel van Polyvinylacetaat en Methylhydroxyethyl Cellulose (mowilith dlr / tylose mh 300 p2.
Teneinde kans op breuk te vermijden worden de schilfers aangedrukt met behulp van een verwarmde spatule.
Bij problemen met cohesie worden verpoederde zones gefixeerd met een reversibele lijm: mowilith dlr / tylose mh 300 p2. in H2O doorheen een facing van Japans papier in wisselende verhoudingen naargelang de noodwendigheid.
Altijd is verglazing van de schildering door oververzadiging met fixatief te vermijden.
5) Behandeling van barsten en scheuren
Kleine scheuren en barsten worden voorbevochtigd en gespoeld met gedemineraliseerd water en ethylalcohol (50/50) en vervolgens geïnjecteerd, naargelang het principe en de noodwendigheid:
- Kleine barsten (breedte en diepte <2mm.) verlijming middels een lijmstof op basis van calciumcaseïnaat.
- Grote barsten (breedte en diepte >2mm.): Na onstoffen en reiniging/spoeling worden de randen van de barst voorgestreken met calciumcaseïnaat en “voorvertind” met een verdunde mortelspecie van één deel gegoten kalk en drie delen gezeefd kalkzand van Brunsemm (0-600µ). Vervolgens wordt de barst (± 2mm. onder niveau) gevuld middels een met baksteengruis gewapende kalkmortel (samenstelling idem als vertinlaag). Naderhand wordt de aangetrokken maar nog vochtige mortel voorzien van een toplaagje (samenstelling: idem zoals hiervoor; granulometrie (0-300µ).
De toplaag wordt naadloos aangesloten aan de randen van het originele oppervlak.
6) Verwijderen van eventueel voorkomende gipsstopsels en cementvullingen (fremdkörper) en opvullen van lacunes
Na verwijdering van deze aan het origineel vreemde aan/of toevoegingen (middels scalpel of kleine slaghamertjes) wordt de lacune ontstoft en gereinigd en worden de randen voorgestreken met calciumcaseïnaat en “voorvertind” met een verdunde mortelspecie van één deel gegoten kalk en drie delen gezeefd kalkzand van Brunsemm (0-600µ). Vervolgens wordt de lacune (± 2mm. onder niveau) gevuld middels een met baksteengruis gewapende kalkmortel (samenstelling idem als vertinlaag). Naderhand wordt de aangetrokken maar nog vochtige mortel voorzien van een toplaagje (samenstelling: idem zoals hiervoor; granulometrie (0-300µ).
De toplaag wordt naadloos aangesloten aan de randen van het originele oppervlak.
7) Retouche en kleurenintegratie.
Los van de schade, overwegend ten gevolge van klimatologische aard, hebben de schilderingen allerlei veroudering- en verweringsprocessen ondergaan (slijtage en gedeeltelijke degradatie, soms lokale verkleuringen van de picturale laag of lokale verkleuringen ten gevolge van allerlei chemische processen).
Deze processen maken ontegensprekelijk deel uit van de geschiedenis van het kunstwerk.
Materiaal:
- Op originele drager: omwille van het reversibele karakter van deze ingreep wordt steeds en onveranderd aquarel (waterverf) weerhouden. De toe te passen techniek betreft een “neutraal-retouche” Middels de daartoe geëigende middelen, producten en methodes: reversibel verfsysteem: aquarel volgens het systeem van trategio, aqua-sporca, inpunten, lazeren,….
- -Op nieuw aangebrachte invullingen: invullingen worden geïntegreerd naargelang de problematiek, ofwel met “aqua sporca” ofwel met een kalkmelk.
Als algemeen uitgangspunt voor de kleurintegratie van de schildering wordt een retoucheermethodiek voorgesteld waarbij de retouche neigt naar de omliggende kleur,
terwijl de kleurtemperatuur steeds onder deze van het omliggende origineel wordt gehouden.
Wat betreft de grijswaarde benadert de retouche deze van het omliggende origineel voor wat de kleur betreft is deze iets onder toon.
Er wordt van uitgegaan dat de retouche als retouche herkenbaar blijft. Gezien de relatieve beschouwingafstand tot de schildering wordt een storende lacune geïntegreerd en komt de totaalaanblik opnieuw tot rust maar blijft de ingreep als dusdanig herkenbaar van kortbij.
Hierbij wordt enkel de locatie waar de verf is verdwenen geretoucheerd en nergens wordt overheen de originele schildering of over de randen heen geretoucheerd.
Ontbrekende figuratie of delen van figuratie worden per definitie nooit aangevuld.
De retoucheermethode bestaat erin de nuanceringen van grijswaarden en kleurtemperatuur zodanig af te stemmen dat het oog van de toeschouwer de oorspronkelijke lacunes niet meer als dusdanig ervaart/ziet maar onbewust en automatisch de ontbrekende tekening aanvult.
8) Eventueel aanbrengen van stuwkussens tussen enerzijds het wandoppervlak en anderzijds een vaste rigide voorlopige steunwand (stellage).
|
9) Materiaal-technisch en fotografisch documenteren van de interventies.